“Een volle kantine, hand in hand met prestatie: zo hoort het”
Zeg je Edward, dan zeg je Oranje Wit en andersom. De markante oud-eerste-elftalspeler loopt al zo’n 45 jaar rond op het sportpark aan de Noorpolderweg. Op een vijfjarig uitstapje naar DS’79 (nu FC Dordrecht) na, waar hij naar eigen zeggen meer heeft warmgelopen dan gespeeld, is hij zijn hele leven aan Oranje Wit verbonden. “Het is een gezellige familieclub met een hoop leuke mensen!”
Oranje Wit is zijn club. De club waar hij in de F’jes begon en zich langs alle selectie-elftallen opwerkte naar het vlaggenschip. Voetballen zit in zijn bloed. Net als organiseren: “Van organiseren krijg ik energie. Het leukste aan evenementen organiseren binnen de club is de saamhorigheid die je dan ziet. En dat mensen achteraf laten weten hoe leuk ze het vonden. Het wordt echt gewaardeerd als je iets doet voor de vereniging.” Een volle kantine ziet Edward dan ook graag. Nog liever dan een eerste elftal dat in de eerste klasse speelt, zelfs. “Natuurlijk is het voetballen op niveau belangrijk voor de uitstraling van de club”, licht Edward toe, “maar een gevulde kantine, de gezelligheid – en bijbehorende omzet – zijn minstens zo belangrijk. Een volle kantine, hand in hand met prestatie: zo hoort het.”
“Het leukste aan evenementen organiseren binnen de club is de saamhorigheid die je dan ziet”
Moeite met wisselen
Dat Edward ook zitting heeft in de feestcommissie van Oranje Wit en onder andere de jaarlijkse visdag organiseert, zal geen mens verbazen. Daarnaast is hij invaltrainer bij het team van zoon Ian (JO11-1 en 2). Dat is een bijzonder gegeven. In het jubileumboek van Oranje Wit staat namelijk opgetekend dat Edward het trainerschap ‘niets voor hem vindt’ en dat hij ‘moeite heeft met het wisselen van spelers.’ “Ik wist dat je die uitspraak zou gebruiken”, lacht Edward als ik hem daarmee confronteer. “Ik was toen speler/trainer bij het tweede elftal en vanuit die rol vond ik het wisselen van spelers inderdaad lastig. Achteraf gezien ben ik daardoor juist gegroeid in de rol van trainer.” Na het behalen van zijn oefenmeester 2 en 3 was Edward dan ook trainer van diverse teams, waaronder het eerste en tweede elftal.
Juichend de tribune op
Als je zo lang op een club rondloopt, maak je veel hoogte- en dieptepunten mee. Een hoogtepunt kiezen vindt hij dan ook bijna niet te doen: “Als ik moet kiezen, ga ik voor de keer dat ik als eerste-elftalspeler scoorde in de kampioenswedstrijd waardoor we promoveerden naar de hoogste klasse. O, en die keer dat ik drie penalty’s scoorde in één wedstrijd; na de derde liep ik juichend de tribune op om ‘m met het publiek te vieren.” De tegenhanger van deze mooie momenten is zijn vertrek uit de Technische Commissie. “We hadden een mooi, breed gedragen beleid geschreven”, legt Edward uit. “De eerste keer dat we ons daaraan moesten houden, werd ik teruggefloten. Ik miste de daadkracht bij het voetbalbestuur en heb mijn functie neergelegd.” Waaraan hij direct toevoegt: “Ik ben daar overigens niet in blijven hangen; dat ligt achter me.”
“Ik liep juichend het publiek in om ‘m te vieren”
Aan het einde van het interview schuift zoon Ian nog even aan. Als ik hem vraag wat zijn doel is bij Oranje Wit, hoeft hij niet lang na te denken: “In het eerste voetballen, net als mijn vader!” Deze jonge Oranje-Witter interviewen we over 45 jaar nog een keer. Waarschijnlijk openen we dan met de zin: ‘Zeg je Ian dan zeg je Oranje Wit en andersom…’